VN Verdrag

VERDRAG INZAKE DE RECHTEN VAN PERSONEN MET EEN HANDICAP

in normaal Nederlands

Alle mensen zijn gelijk en hebben recht op de rechten die in de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens (UVRM) worden genoemd. Mensen met een handicap hebben echter extra bescherming nodig. Voor hen is het Verdrag inzake de Rechten van Personen met een Handicap (VRPH) opgesteld. 

Artikel 1 Doel van dit verdrag is om mensen met en mensen zonder een handicap gelijke rechten te geven. 

Artikel 2 In dit verdrag worden enkele begrippen gebruikt die hier worden uitgelegd: ‘Communicatie’: alle mogelijke vormen van taal en taalweergave (grootletterdruk, braille, audio). ‘Taal’: gesproken, op schrift, gebarentaal. ‘Aanpassingen’: alle aanpassingen die noodzakelijk en mogelijk zijn waardoor mensen met een handicap zo normaal mogelijk kunnen functioneren. 

Artikel 3 Uitgangspunten van dit verdrag zijn respect voor verschillen en overeenkomsten en volwaardige deelname van mensen met een handicap aan de maatschappij. 

Artikel 4 Regeringen verplichten zich om in alles wat ze doen rekening te houden met mensen met een handicap: in beleid, in wetten, stimuleringsmaatregelen enz.

Artikel 5 Discriminatie van mensen met een handicap is verboden. 

Artikel 6 Vrouwen met een handicap moeten extra worden beschermd. 

Artikel 7 Kinderen met een handicap moeten extra worden beschermd. 

Artikel 8 De regering moet ervoor zorgen dat iedereen zich ervan bewust is dat mensen met een handicap extra bescherming nodig hebben. Mensen met een handicap mogen niet anders worden behandeld of neergezet dan mensen zonder een handicap. 

Artikel 9 Alle gebouwen en voorzieningen dienen voor mensen met een handicap toegankelijk te zijn. Waar nodig moeten daarvoor aanpassingen worden gemaakt. 

Artikel 10 Iedereen heeft recht op leven. 

Artikel 11 Bij rampen en oorlogssituaties moeten gehandicapte mensen extra beschermd en geholpen worden. 

Artikel 12 Alle mensen zijn gelijk en moeten gelijk worden behandeld; het mag niet uitmaken of je een handicap hebt of niet. 

Artikel 13 Je hebt als gehandicapte recht om hulp van een rechter te vragen, als je vindt dat je volgens de wetten van je land niet goed wordt behandeld. 

Artikel 14 Alle mensen, dus ook gehandicapte mensen, moeten kunnen leven in vrijheid en veiligheid. 

Artikel 15 Martelen is verboden. 

Artikel 16 Mensen met een handicap moeten worden beschermd tegen uitbuiting, geweld en misbruik. 

Artikel 17 Niemand mag zomaar aan je zitten, ook niet als je gehandicapt bent. 

Artikel 18 

a) Ook als gehandicapte heb je het recht om je vrijelijk in een land te verplaatsen.

b) Een gehandicapt kind heeft recht op een naam en nationaliteit. 

Artikel 19 Een gehandicapt persoon heeft het recht om zelfstandig te wonen als hij of zij dat kan en wil. 

Artikel 20 Een gehandicapt persoon heeft het recht zich te kunnen verplaatsen met behulp van hulpmiddelen die hij of zij daarvoor nodig heeft (zoals een rolstoel). 

Artikel 21 Een gehandicapt persoon heeft vrije meninguiting en heeft het recht informatie tot zich te nemen in een voor hem of haar geschikte vorm (zoals braille of gebarentaal). 

Artikel 22 Een gehandicapt persoon heeft recht op privacy (= dat mensen zich niet bemoeien met je privé-leven). 

Artikel 23 Een gehandicapt persoon heeft recht op een normaal gezinsleven (zoals trouwen en kinderen krijgen). 

Artikel 24 Ook kinderen met een handicap hebben recht op onderwijs en op dezelfde onderwijsvoorzieningen als andere kinderen. Waar nodig moeten maatregelen genomen worden om het onderwijs voor hen toegankelijk te maken (zoals leermiddelen in braille of een hellingbaan bij de ingang van de school). 

Artikel 25 Ook mensen met een handicap hebben recht op gratis of betaalbare gezondheidszorg. 

Artikel 26 De regering moet alle mogelijke maatregelen nemen die ervoor kunnen zorgen dat mensen met een handicap een zo normaal mogelijk leven kunnen leiden. Gehandicapte mensen hebben recht om zo maximaal mogelijk onafhankelijk te zijn van anderen, maar ook recht op ondersteuning waar dit nodig is. 

Artikel 27 Ook gehandicapte mensen hebben recht op arbeid. Daarbij moeten er passende maatregelen genomen worden die het mogelijk maken dat een gehandicapte in een baan kan functioneren. 

Artikel 28 Mensen met een handicap hebben recht op een behoorlijke levensstandaard (zoals voldoende inkomen, voeding, kleding en huisvesting). 

Artikel 29 Mensen met een handicap hebben het recht om deel te nemen aan het openbare leven. Ze hebben het recht om te stemmen en gekozen te worden. Ze hebben het recht om deel te nemen aan verenigingen en zelf verenigingen op te richtendie voor de rechten van gehandicapten opkomen. 

Artikel 30 Gehandicapte mensen hebben net als iedereen recht op vrije tijd, recreatie (zoals museumbezoek) en deelname aan sportactiviteiten. Indien nodig moet het mogelijk zijn dat gehandicapten deelnemen aan sportactiviteiten die op hun handicap zijn afgestemd. 

Artikel 31 Regeringen moeten informatie verzamelen over gehandicapte mensen om nog betere maatregelen voor hen te kunnen nemen, maar daarbij mag de privacy van gehandicapten niet geschonden worden. 

Artikel 32 Regeringen verplichten zich om internationaal samen te werken met als doel de verplichtingen uit dit verdrag wereldwijd ingevoerd te krijgen. 

Artikel 33 De regering verplicht zich om alle maatregelen die uit dit verdrag voortvloeien in de wetgeving van het eigen land op te nemen

Artikel 34 Er wordt een internationaal Comité voor de Rechten van Personen met een Handicap ingesteld, bestaande uit 12-18 personen die betrokken worden bij naleving van dit verdrag. 

Artikel 35 Elke regering moet eenmaal per vier jaar een voortgangsrapport opstellen waarin staat hoe het met de rechten van gehandicapte mensen in eigen land gesteld is. 

Artikel 36 De leden van het Comité voor de Rechten van Personen met een Handicap beoordelen de voortgangsrapporten van de regeringen en kunnen waar nodig extra onderzoek verrichten. 

Artikel 37 Elke regering is verplicht met het Comité voor de Rechten van Personen met een Handicap samen te werken. 

Artikel 38 Het Comité voor de Rechten van Personen met een Handicap heeft het recht om andere organisaties en personen (‘deskundigen’) om advies te vragen. 

Artikel 39 Het Comité voor de Rechten van Personen met een Handicap doet om de twee jaar verslag aan de Verenigde Naties en kan daarbij aanbevelingen en suggesties voor verbeteringen voorstellen. 

Artikel 40 Alle regeringen die deelnemen aan dit verdrag komen om de twee jaar bijeen om te praten over de voortgang of vaker als dat nodig is. 

Artikel 41 De tekst van dit verdrag wordt bewaard door de Secretaris-Generaal (= de hoogste baas) van de Verenigde Naties. 

Artikel 42 Dit verdrag staat open voor ondertekening door alle regeringen van de wereld. 

Artikel 43 Na ondertekening dient het verdrag door het parlement van het land officieel te worden aangenomen. 

Artikel 44 Ook regionale organisaties (die namens een regering in een bepaalde regio optreden) kunnen dit verdrag ondertekenen. 

Artikel 45 Het verdrag treedt in werking als 20 landen het hebben aangenomen. 

Artikel 46 Landen die ondertekenen kunnen niet aangeven dat ze bepaalde onderdelen van het verdrag niet accepteren. 

Artikel 47 Elk land kan een wijziging op dit verdrag voorstellen, maar een wijziging is alleen geldig als tweederde van de aangesloten landen het daar mee eens is. 

Artikel 48 Een regering kan dit verdrag schriftelijk opzeggen. De opzegging gaat pas een jaar later in. 

Artikel 49 De tekst van dit verdrag wordt voor iedereen beschikbaar gesteld. 

Artikel 50 Dit verdrag is opgesteld in het Arabisch, Chinees, Engels, Frans, Russisch en Spaans. Deze talen gelden als de officiële talen van het verdrag. De andere talen gelden als vertalingen waarop je je niet kunt beroepen.